In zijn toespraak tot de Nationaal Directeuren, de secretarissen-generaal en het personeel van de Pauselijke Missiewerken benadrukte de paus de bijzondere plaats van de Pauselijke Missiewerken bij het bewust maken van de missionaire verantwoordelijkheid van alle gedoopten en het steunen van kerkelijke gemeenschappen in gebieden waar de Kerk jong is. Met een verwijzing naar het Decreet Ad gentes (38) noemde paus Leo XIV de Pauselijke Missiewerken het “eerste middel” om dit tot stand te brengen.
De paus uitte zijn dankbaarheid voor het werk van de Pauselijke Missiewerken dat onmisbaar is bij de evangelisatiemissie van de Kerk. En, zo voegde hij daar aan toe: “Dat kan ik persoonlijk bevestigen vanuit mijn eigen pastorale ervaring in de jaren dat ik diende in Peru.”
(Bron: Agenzia Fides)